"Zaken doen is lucht verkopen,
dat heb ik nu wel in de gaten."
OBB.

MARTEN TOONDER'S THERMOMETER

Nadat de empirische wetenschap (te onzent: 'de proefondervindelijke wijsbegeerte') vanaf de late Middeleeuwen zijn vruchten begon af te werpen, erkenden gaandeweg ook de mensen van het 'woord' het belang. Tijdens de "verlichting" werd het vertrouwen in de methode de filosofische hoofdstroom. Sindsdien penetreerde die denk- en werkwijze steeds verder de maatschappij. De ontwikkeling culmineerde in de Tweede Wereldoorlog. Nog nooit tevoren was het gezag en het aanzien van de meet- en quantificeerbare wetenschap en zijn beöefenaars zo groot geweest.

Sedertdien is die eeuwenlang trend omgebogen. De omkeer ging langzaam en bleef daardoor onopgemerkt. Sociale processen hebben een relaxatietijd van tientallen jaren. De nieuwe ontwikkeling heeft zelfs nog geen naam. Ik stel voor hem aan te duiden met: vermenselijking van het wereldbeeld.
Waarom niet verduistering? Het antwoord is eenvoudig. De empirische kennis van de mensheid neemt zeker niet af. Misschien groeit hij zelfs sneller dan ooit tevoren. Maar de betekenis van die kennis in de maatschappij verliest aan belang. Wat mensen vinden, geloven, of kunnen verdienen(!) bepaalt meer en meer wat gebeurt, ook als dat empirisch wetenschappelijk onverantwoord is.

De vermenselijking van het wereldbeeld is niet eenduidig te kwantificeren. Er zijn wel indicatoren. Maar indicatoren vangen altijd maar een deel van het verschijnsel in getallen. Men kan denken aan cijfers over:

  • studiekeuzen van scholieren en studenten;
  • verspreiding van het gokken;
  • wetten, regels, afspraken en instanties;
  • management goeroe's, juristen, bemiddelaars en dergelijke 'communicatoren';
  • waarzeggers, astrologen, gebedsgenezers, andere kwakzalvers en hun afnemers.
Over sommige is al veel geschreven en gekletst. Misschien kom ik daar later nog wel eens op terug. Nu wil ik het hebben over een 'indicator' waarover, voor zover ik weet, nog niet eerder is geschreven.

Geruime tijd geleden gaf iemand eens een typering van onze landelijke kranten. Ik moet hem uit het hoofd citeren, omdat ik hem niet heb genoteerd: Lezers van het Algemeen Dagblad zouden denken dat het land in Rotterdam bestuurd wordt; lezers van De Telegraaf dat het land verkeerd bestuurd wordt; lezers van De Volkskrant verbeelden zich dat zij het land besturen; lezers van het communistische dagblad De Waarheid (inmiddels opgeheven) meenden dat het land elders zou moeten worden bestuurd en lezers van NRC/Handelsblad besturen het land. Wat daarvan ook waar is, het is een feit; de NRC is een gezaghebbende krant. In dat blad stond gedurende vele jaren een strip, gemaakt door Marten Toonder. De eerste aflevering verscheen op 16 maart 19411 en de laatste op 20 januari 1986. De hoofdfiguren waren een kleine witte poes en een dikkige beer; hun namen: Tom Poes en heer Olivier B(eer). Bommel. De avonturen van het tweetal waren lange tijd verplichte kost voor een groot deel van de intellectuele elite. Ik herinner mij bijvoorbeeld een stage bij een eenzame radio-astronomische waarnemingspost in de buurt van Nergenszande. Het was omstreeks 1957. 's Avonds dineerden studenten, onderzoekers en ingenieurs samen in het plaatselijke hotel. Bij die maaltijden was het heel onbehoorlijk om het gesprek te beginnen met gebeurtenissen rond Berlijn, Hongarije, de oorlog in Indo-China of een kabinetscrisis in Den Haag. Eerst kwamen de wederwaardigheden van Tom Poes en heer Olivier aan de orde. Analyses en prognoses van hun wel en wee werden naar voren gebracht en diepgravend becommentarieerd. Pas daarna spraken wij over de waan van de dag. Onze belangstelling gold niet alleen de avonturen, maar vooral ook de vele gevleugelde woorden, waarmee Toonder de Nederlandse taal verrijkte. De karakters van de hoofdpersonen in de strip verschilden sterk. Tom Poes was een kleine slimmerd, die zich niet door schijn of mooie woorden liet bedriegen. Hij zocht steeds naar de achtergronden en gaf vanuit het gewonnen inzicht aan, hoe de problemen moesten worden opgelost, of hij kwam zelf in actie. OBB daarentegen was een 'heer van stand' voor wie geld geen rol speelde. Hij liet zich vaak door schoon schijnende redeneringen inpakken. Zelf genoot hij ervan verhalen te houden om zijn gehoor te imponeren. Meestal zat daar kop noch staart aan. "Ik was ergens anders met mijn gedachten, al weet ik ook niet precies waar."
Ik kende de strip vanaf het prille begin. Een van de studenten op het laboratorium waar mijn vader werkte, had hem uitgeknipt en ingeplakt. Mijn vader leende zijn plakboeken en ik verslond ze. Dat moet omstreeks 1946 zijn geweest. Toen al ergerde ik mij aan de arrogantie van de domme 'heer', die telkens weer door zijn jonge vriend Poes uit de penarie moest worden gehaald.

In de loop van de jaren veranderden de verhalen. De op kinderen gerichte sprookjesachtige vertellingen met rovers, reuzen en tovenaars, evolueerden tot parodieën op onze eigen maatschappij, ook al werd die van tijd tot tijd door bovennatuurlijke gebeurtenissen bedreigd. De kern bleef tot op het laatst ongewijzigd: een stad of wereld in gevaar, al of niet als gevolg van stommiteiten van heer Ollie en redding door briljante oplossingen van Tom Poes. Hij werd daarbij als regel door de goede bedoelingen van zijn vriend gehinderd. Aan het gelukkige eind eiste 'die parvenu Bommel' bovendien meestal ook nog de eer voor zich op. De uitgeverij Panda liet de hele serie opnieuw in druk verschijnen2. Het zijn 40 prachtige boeken elk meest met vier of vijf verhalen. In totaal bestrijken zij dus 45 jaar. Dat biedt een mooie gelegenheid voor wat statistiek. Elk verhaal had een naam. Die luidde aanvankelijk: "Tom Poes en...", later ook: "Heer Bommel en...".  In de figuur is in beeld gebracht welk percentage van de titels van de verhalen in één volume van de Panda-reeks, de naam 'Tom Poes' bevat. Om fluctuaties wat te onderdrukken heb ik in plaats van de cijfers per deel een gewogen gemiddelde over 5 volumes ingetekend3.

In het begin figureerde Tom Poes in alle titels (=100%). Aan het eind is Tom Poes daar vrijwel uit het zicht verdwenen. (Alleen in deel 40 staat nog boven een van de drie verhalen: "Tom Poes en het Bommel-verschiet". Dat is hier maar als 'Tom Poes titel' geteld, 'Heer' ontbrak.) In de verhalen zelf veranderde de rolverdeling niet. Tom Poes blijft even gewichtig. In de titels moest hij zijn plaats echter afstaan aan de grote kletser: Heer Bommel. Diens pretentieuze gestuntel is in de laatste afleveringen nog even ergerlijk als in het begin.

Het succes van Marten Toonder om 45 jaar de aandacht van een kritisch publiek te trekken is fenomenaal. Ongetwijfeld kwam dat voor een deel door zijn tekenkunst en voor een ander deel door zijn grappige en intelligente spelletjes met de taal. Maar toch zouden die twee elementen niet voldoende zijn geweest om zo lang de aandacht vast te houden. Er was een derde element. Toonder had een buitengewoon vermogen om maatschappelijke trends aan te voelen. Zijn verhalen waren niet echt maatschappijkritisch, maar hij legde de vinger op essenties, die zijn lezers zonder ergernis herkenden. In die zin was hij een schrijver van groot formaat. Grote literatoren geven ons nu eenmaal een duidelijker beeld van de samenleving in een bepaalde periode dan politieke protocollen, vredesverdragen en oorkonden. Door die gave en de expressie ervan in de strip behield hij onze aandacht. Dat Toonder - de verandering ging geleidelijk, kijk maar naar de grafiek - zonder wellicht expliciet voor Bommel te kiezen, de schijnwerper op diens aandeel in de verhalen ging richten, is juist vanwege zijn feilloze gevoel voor het wezenlijke in de samenleving veelzeggend en wat mij betreft navrant. In de loop van de jaren domineerden in de maatschappij steeds minder de feiten en de heldere analyse. In het begin (De strip begon in de Tweede Wereld Oorlog, wij zaten in de puree.) was scherpzinnigheid gecombineerd met feitenkennis vanzelfsprekend een hoog gewaardeerde eigenschap. Later werd geklets en schone schijn, geblunder waarmee je toch uit de voeten kunt, pretentie, geschiedvervalsing, doodzwijgen van de eigenlijke toedracht, steeds meer vanzelfsprekend. Niet alleen is 'holklap' geen doodzonde meer. Het omgekeerde is nu het geval. Indien welsprekend en met bravoure gebracht, oogst het haast overal meer waardering dan het gepruttel van de 'nerd'. Toonder heeft met zijn grote gevoel voor de maatschappelijke werkelijkheid in de titels van zijn strip de kleuromslag verwerkt. Hij reflecteerde zo op een schitterende manier de vermenselijking, waarover ik het in de aanhef van dit artikel had. Op de Toonder-schaal was in januari 1986 de vermenselijking van het wereldbeeld in onze samenleving al tot boven de 90% gestegen. De trend in het plaatje is lineair. Als we zouden extrapoleren, zou rond 1990 in Toonder's perceptie de waardering voor feitenkennis en logica door nul zijn gegaan, d.w.z. zijn omgeslagen in overwegend afkeer en verwerping (!).

 Herzien: Nieuwegein, 2005 02 20.


_____________

1) De eerste jaren stond de strip in De Telegraaf. Gedurende WO II was er geen NRC. Vanaf deel 5 van de 'Panda reeks' stonden de verhalen in de NRC. Deel 5 was 100% Tom Poes, deel 6 nog 80%.

2) Marten Toonder: Heer Bommel, Volledige werken; de dagbladpublicaties, delen 1 - 40; Uitgeverij Panda, Den Haag.

3) Men zou i.p.v. per deel bv. ook per 5 verhalen het Tom Poes percentage kunnen noteren, maar de verhalen zijn niet even lang. Dus per deel reflecteert beter overeenkomstige periodes, ten naaste bij 1,1 jaar per deel. Overigens zijn ook alle delen weer niet even dik. Voor de conclusie maakt het, gelet op de fluctuaties, niets uit.