Homo faber1

Over werkloosheid en technologie wordt al lang gepraat. Adam Smith zag technologie als de sleutel tot welvaart. Stuart Mill wees er op dat het productiviteit en gezondheid bevordert, maar dat het geen garantie voor werkgelegenheid biedt. Rumberger schrijft in Technology in Society; dat het duidelijk is, dat techniek werk vernietigt èn dat het werk schept. Het is volgens hem alleen maar de vraag of het meer creëert dan vernietigt?
Nu komt het mij voor dat in de discussie een essentieel element mist. Namelijk techniek vernietigt werk omdat het daarvoor beoefend wordt. Ik ontdekte dat al toen ik vier was. Mijn moeder maakte het bed op. En ik moest natuurlijk ook. Het ging, maar oh, wat duurde het lang voor het allemaal netjes lag. Kwam het doordat zij zoveel groter en sterker was? Ik wist dat dat niet de reden kon zijn. Er was niets aan het opmaken waarvoor kracht nodig was. En ik was in die tijd zo vlug als water. Het zat hem er in dat zij wist hoe het moest. Zij beheerste de techniek. Of in modern Nederlands: zij bezat de know how.Wat een arbeidstijd spaarde dat en wat een werkgelegenheid voor knulletjes als ik werd er door vernietigd.
Techniek onderscheidt de mens van ander leven. Het dient om de dingen sneller en met minder inspanning te doen, beter te doen, of te doen zonder meer. (Zonder techniek kan een heleboel niet.) De vraag of technologie (= de kennis van de techniek) arbeid verdrijft, is dus een schijnvraag. Als we technologie toepassen dan is het de bedoeling arbeid te vernietigen; als dat niet het gevolg is, dan doen wij het niet goed!
Aan de horizon verschijnt de volledig geautomatiseerde, gecomputeriseerde en gerobotiseerde wereld, Utopia. Daarin is helemaal geen plaats meer voor wat wij vroeger onder werk verstonden. Ik heb alleen wat Amerikaanse cijfers bij de hand, maar ik maak mij sterk dat het hier niet veel anders ligt. Per slot heeft Nederland de hoogste productie per arbeidsuur in de wereld.
De werkgelegenheid in de Amerikaanse landbouw maakte aan het begin van de twintigste eeuw circa 60% uit van het totaal. Nu is dat 3% en die paar mensen produceren 10% meer dan alle Amerikanen samen kunnen opeten. In de laatste acht jaar ging de werkgelegenheid in die sector nog met 18% naar beneden.
Al een vijftal jaren is er een gestage vermindering van de werkgelegenheid in de industrie en handel. Het ziet er naar uit dat het dezelfde kant opgaat als in de landbouw. Bestellers, wegwerkers, schoonmakers, garagemonteurs, het nam allemaal dramatisch af in de laatste tijd. Daarentegen was er een toeneming van een derde bij secretaressen. Kassiers, verpleegsters, koks en vrachtwagenchauffeurs namen ook sterk in aantal toe.

Rumberger verwacht dat zaken als robots, automatische kasregisters, CA/CAM, kascode-plastic, telewinkelen, kantoorautomatisering enzovoort in de nabije toekomst een drastische vermindering van arbeidsplaatsen zullen opleveren. Vooral in de sectoren: lassen, spuiten, monteren, verpakken, incasseren,ontwerpen, verkopen,repareren, administreren, typen, boekhouden en dergelijke zullen arbeidsplaatsen verdwijnen. Ik denk dat het gek is om dat verkeerd te vinden. Hoera voor al het werk dat nu niet meer hoeft, zou ik zeggen.
De wezenlijke vragen waarvoor wij staan, zijn van andere aard. Ik zie er drie:

Het is duidelijk dat in Utopia de uitkeringen niet betaald kunnen worden uit de premies op de lonen van de werkenden. Die zijn er namelijk niet of nauwelijks! Een belasting op de omzet van de producenten - de robots(!) - is op den duur dus onvermijdelijk. Zoals Roobeek het noemt: de new new deal. Wat ook duidelijk is, is dat Utopia niet in één land kan bestaan. De omgeving die doorgaat met creëren, uitvinden, dingen mooier slimmer en goedkoper maken, prijst je uit de markt. Hier staat ook het antwoord op de vraag: moet technologie zonodig? Ik vind die vraag trouwens ook anderszins eng. Ik denk dat technologie ons wezenskenmerk is. Voor mijn gevoel is het onmenselijk om niet meer te proberen praktischer, beter, goedkoper en met minder inspanning te produceren.

Utopia is nog ver toch zitten wij al met vele honderdduizende werklozen. Voorboden? Ik denk van niet. Ik denk dat er voorlopig nog werk genoeg is en dat het een kwestie is van slechte organisatie, dat wij die arbeidskracht niet gebruiken. Plastisch gezegd, zolang er in België, Duitsland, Engeland, Denemarken nog bedrijven worden opgericht, die in hoofdzaak voor de export werken, is dat elke keer een gemiste kans voor ons land. Mensen genoeg, kapitaal genoeg, maar de organisatie van het systeem is onvoldoende.
Genoeg over het heden. Per slot is dit geen sociaal-economische rubriek. Maar, goed gaat het niet als kinderen die bij hun ouders wonen, direct als ze van school komen, 360 gulden uitkering krijgen, die ze als zakgeld gebruiken. Zo krijg je de nieuwe generatie niet aan de slag.
Hoe bereiden wij ons voor op de komende veranderingen? Let wel, de trends zijn er al. Ze worden alleen te vaak als incidentele symptomen beschouwd. De maatschappij wordt steeds meer kennisintensief. Informatieverwerking, -behandeling en -bewerking schuiven op richting zwaartepunt. Daarop moeten wij ons dus voorbereiden. Onderwijs en onderzoek worden daardoor almaar belangrijker. Het wordt tijd dat onze politici dat gaan inzien.
Al jaren neemt het aandeel van O&W in de rijksbegroting relatief af. Wij betalen kennelijk liever een werkloze op voorwaarde dat hij niets voor dat geld doet - zelfs niet studeert - dan dat wij onderzoekers en onderwijzers aanstellen. Van den Brink, ambtenaar op O&W, behandelde dit onderwerp dit voorjaar in de ESB. Hij haalde daarbij een wat eerdere berekening van Tinbergen aan, die voor een gezonde ontwikkeling in 1990 een arbeidsvolume in het onderwijs van 7% en in speur- en ontwikkelingswerk eveneens van 7% nodig achtte. (Thans 6, respectievelijk 2).
In de programma's van de politieke partijen die voor de a.s. verkiezingen worden gefabriceerd, tref ik onvoldoende het besef aan van de grote trends. Laten we hopen dat dat toch snel doordringt. Anders palavert Den Haag slechts over symptomen, terwijl het land versukkelt.

1) 1e versie: NRC/Handelsblad 1985 11 21.