Interview Europoort Kringen, 47 (2008 11) Nr. 47 p. 22/5.
Constant Gras:

'Duurzaamheid vooral hype rond broeikaseffect'

"Dat we bijna dagelijks bezig zijn met het verminderen en compenseren van CO2-uitstoot, wil nog niet zeggen dat er consensus is over duurzame ontwikkeling", reageert Kees le Pair op de stelling dat we inmiddels maatschappijbreed doordrongen zijn van de noodzaak daartoe. "We zijn in de ban van de hype rond het broeikaseffect, de klimaatverandering en de zeespiegelstijging. Maar er zijn nog steeds geen wetenschappelijke bewijzen dat de mens deze natuurlijke processen dramatisch versterkt. Dat we desondanks wereldwijd druk bezig zijn met CO2-reductie komt, omdat bepaalde mensen daar belang bij hebben. Zo'n Rotterdam Climate Initiative is natuurlijk volkomen flauwekul. Los van de vraag of onze CO2-uitstoot het broeikaseffect versterkt, ga je die toch niet tegen hoge energiekosten afvangen en in de grond stoppen!?" De oud-directeur van onder meer FOM en STW en oud-lid van de Algemene Energieraad ziet meer heil in kleinschalige initiatieven tot duurzaam­heid waarover betrokken partijen het ook echt eens kunnen worden.

Een eerlijke verdeling van de welvaart onder de wereldbevolking en evenwichtige exploitatie van de aarde zodat ook toekomstige generaties welvarend kunnen leven. Zo'n definitie van duur­zaamheid lijkt rijp voor maatschappijbrede consensus. Maar over wat eerlijk en evenwichtig is, hoe we dat realiseren en wie daarvoor wat moet doen of laten, zijn we het nog lang niet eens. Dit vraagstuk is ook nog maar pakweg twintig jaar oud. In de jaren zestig begonnen we de nadelige effecten van onze welvaartsgroei aan den lijve te ondervinden en kregen we ook oog voor de armoede in de derde wereld. Pas in 1987 werd het begrip duurzaamheid geïntroduceerd, waarmee het herstellen van beide onevenwichtigheden van het menselijk bestaan een integrale benadering kreeg.

Natuurkundige dr. Kees le Pair was mededirecteur van de stichting Fundamenteel Onderzoek der Materie (FOM) en later de eer­ste directeur van de Stichting Technische Wetenschappen (STW) waar hij achttien jaar in functie was. In de jaren negentig was hij lid van de Algemene Energieraad en in 2000 ontving hij een eredoctoraat van de Technische Universiteit Delft.

Nadruk op broeikaseffect
De noodzaak tot duurzame ontwikkeling wordt sindsdien echter grotendeels bepaald door milieuvervuiling en vooral broeikasgasemissies. De uitstoot van CO2 door ons almaar toenemende fossiele energieverbruik, groeide in een paar jaar tijd uit tot de grootste bedreiging voor het leven op aarde: Opwarming en daarmee verandering van het klimaat en stijging van het zeeniveau. In 1992 werd in Rio de Janeiro onder verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties een wereldwijd klimaatverdrag gesloten voor reductie van broeikasgasemissies. In 1997 volgde het Kyoto-protocol waarin voor de verschillende landen de reductiepercen­tages zijn vastgesteld. Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), de klimaatcommissie van de Verenigde Naties, presenteerde op 2 februari 2007 het eerste deel van haar vierde klimaatrapport. Hierin zijn de wetenschappers van het panel voor de eerste keer unaniem en eenduidig over de substantiële bijdrage van de mens aan het broeikaseffect op aarde en de noodzaak die bijdrage snel en drastisch te verminderen.

In het derde deel van het vierde IPCC-klimaatrapport (mei 2007) wordt opgeroepen tot grootschalige CO2-emissiereductie in alle sectoren. Na de aanvankelijk weifelende reacties op het Kyoto-protocol zijn hiertoe de laatste twee jaar wereldwijd vele initiatieven ontplooid. Klimaatinitiatieven zoals die in Rotterdam gaan vaak verder dan de Kyoto-doelstellingen en de grote energieverbruikers in de industrie krijgen daarin een belangrijke rol toegewezen. De kernelementen van de grootschalige aanpak zijn een door de overheid opgelegd CO2-plafond voor bedrijven (industrie en ener­giesector), een internationaal emissiehandelssysteem en nieuwe technieken voor vermindering van CO2-uitstoot èn het afvangen en opslaan daarvan.
In Europa is in 2005 een begin gemaakt met de emissiehandel (ETS), waarvan met ingang van dit jaar de tweede periode van start ging. Verwacht wordt dat vanaf 2012 overschrijding van toegewezen emissierechten bedrijven echt geld gaat kosten. In veel westerse landen zoals Nederland wordt door bedrijfsleven, overheden en kennisinstituten daarnaast gewerkt aan technieken voor het afvangen en opslaan van CO2 (CCS, Carbon Capture and Storage). Voor burgers ligt de nadruk op energiebesparing in huis en het CO2 neutraal maken van consumptie, onder andere door het planten van bomen.

Theorie en onderzoek
De scepsis in de politiek en wetenschap over de doorslaggevende bijdrage van de mens aan de exponentiële opwarming van de aarde (het versterkte broeikaseffect) lijkt hiermee definitief van de baan. "Dat is beslist niet het geval", zegt Le Pair. "Op de International Geological Conference die in augustus dit jaar in Oslo werd gehouden, veegde een groot aantal sprekers nog de vloer aan met de klimaatmodellen van het IPCC." Deze modellen worden voor een deel onderbouwd door het onderzoek van de klimatologen Michael Mann, Raymond Bradley en Malcolm Hughes uit 1998, die aantonen dat de temperatuur op aarde tussen het jaar 1000 en 1900 geleidelijk afnam om daarna sterk te stijgen (de zogenoemde hockeystickgrafiek). De extra CO2 die de mens door het gebruik van fossiele brandstoffen sinds de industriële revolutie in de atmosfeer brengt, zou de oorzaak zijn van die opwarming.
"De Canadese wetenschapper Stephen McIntyre heeft nadien duidelijk aangetoond dat Mann e.a. statistische fouten hebben gemaakt in hun onderzoek en dat ook hun reconstructiemethode en dataselectie niet kloppen", stelt Le Pair vast. "Ook het KNMI heeft er in het verleden op gewezen dat de klimaatmodellen niet kloppen. Sindsdien lopen ze weer netjes in de politiek cor­recte pas, maar dat is niet hetzelfde als het bij het rechte eind hebben. We beschikken pas na circa 1850 over direct gemeten temperatuurgegevens. Bij reconstructie van de data van voor die tijd hebben we te maken met zoveel variabelen, dat iedereen daarmee de uitkomst naar zijn hand kan zetten.
De mens is verantwoordelijk voor zo'n vier procent van de CO2-emissies naar de atmosfeer. Vliegende insecten produceren tien keer meer kooldioxide dan wij. Het is een van de natuurlijke gassen die nodig zijn voor het leven op aarde, net zoals cycli van koude en warme perioden natuurlijke verschijnselen zijn. De causale relatie tussen het CO2-gehalte in de atmosfeer en de opwarming van de aarde is niet onomstotelijk aangetoond. Sterker nog, geologisch is er eerder bewijs dat perioden van temperatuurstijging voorafgingen aan perioden van CO2-toename."

Geen consensus
Van consensus over het versterkte broeikaseffect, welke sinds het vierde klimaatrapport van het IPCC zo wordt benadrukt, is volgens Le Pair dan ook geen sprake. "De critici van deze theorie worden alleen minder gehoord en aan het woord gelaten. Het klimaatonderzoek is inmiddels sterk gepolitiseerd", meent hij. "In de Verenigde Staten hebben wetenschappers de presidentskandidaten McCain en Obama al laten weten dat zij de wereld tegen een 'climate disaster' kunnen beschermen als er negen miljard dollar beschikbaar komt voor onderzoek."
Sinds de Club van Rome, een internationale groep wetenschappers die zich zorgen maakt over de negatieve gevolgen van de westerse productie en consumptie voor milieu en klimaat, in 1972 haar onderzoeksrapport 'Grenzen aan de groei' presenteerde, is er forse wetenschappelijke en politieke kritiek geweest op de 'doomscena­rio's' daarvan. Nadat klimaatverandering op aarde meetbaar werd aangetoond en de Verenigde Naties dat als probleem onderkenden, waren er ook binnen het in 1988 opgerichte IPCC jarenlang grote meningsverschillen over de menselijke bijdrage daaraan.

De eerste klimaatrapporten (1990 en 1992) van het IPCC, die ten grondslag liggen aan het VN-klimaatverdrag van 1992, ontmoetten wereldwijd grote wetenschappelijke kritiek. Vijftig vooraanstaande wetenschappers gaven in 1992 formeel uiting aan hun ongerust­heid over het gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing van de broeikastheorie. Dit Heidelberg Appeal, zoals deze verklaring heet, werd door ruim vierduizend collega's ondertekend. In november 1995 gaven honderdtien meteorologen en klimaatdeskundigen een soortgelijke waarschuwing af met hun Leipzig Declaratie. Met de Oregon Petitie namen zeventienduizend wetenschappers de Verenigde Staten in mei 1998 krachtig afstand van het Kyoto-protocol het jaar daarvoor. In Nederland verenigen critici van de versterkte broeikastheorie zich in organisaties als de stichting Heidelberg Appeal Nederland (HAN) en de recent opgerichte stich­ting De Groene Rekenkamer (wetenschappers en journalisten).

Eindigheid grondstoffen
"Maar met de kritiek op het versterkte broeikaseffect wordt niet gezegd dat er niets aan de hand is", stelt Le Pair met klem vast. "We zijn bezig in een hoog tempo de wereldvoorraden aan fossiele brandstoffen op te maken. Er is zoveel energie nodig voor onze huidige manier van leven, dat we in de verste verte geen idee hebben van hoe we de wereldeconomie draaiende kunnen houden als deze op zijn. Over het opraken van onze grondstofvoorraden maak ik me dan ook grote zorgen. Daarom kan ik zo kwaad worden over oplossingen als het afvangen en onder de grond stoppen van CO2. Dat kost immers extra energie, dus nog snellere uitputting van de brandstofvoorraad. In Groningen bouwen we gewoon een grote elektriciteitscentrale op aardgas en op de Maasvlakte bouwen we twee grote kolencentrales. Ik vind dat verkeerd."

Het CO2-probleem overschaduwt ten onrechte het energieprobleem, volgens Le Pair. "De ontwikkeling van duurzame energiebronnen voor transportdoeleinden blijkt nog steeds niet eenvoudig. Van de alternatieven die er ontwikkeld zijn, weten we nog niet precies wat de voor- en nadelen daarvan zijn. Zijn er bijvoorbeeld genoeg grondstoffen op aarde om alle auto's van batterijen te voorzien? Om vast te stellen wat alternatieve bronnen in het kader van duur­zaamheid opleveren en kosten, zijn totale systeemanalyses nodig."

Met het oog op de onduidelijkheid over de energievoorziening in de toekomst is Le Pair voorstander van de bouw van kerncentrales. "En we moeten natuurlijk ook een voorraad uranium aanleggen. Toen ik in de jaren negentig in de Algemene Energieraad zat, wilde Australië ons uranium verkopen. Als Nederland toen vijf procent van de energie-inkomsten van de staat voor één jaar had gebruikt om dat te kopen, hadden we er een Gronings aardgasveld aan energievoorraad bij gekregen. Daarmee hadden we de wereld weliswaar niet geholpen, maar het was wel lekker geweest voor Nederland." Het probleem van de kernafval wordt volgens Le Pair overdreven. "Dat kun je goed en veilig bewaren door bijvoorbeeld op de Veluwe een hectare grond van een betonnen vloer te voorzien en daaromheen een dijk aan te leggen."

Anders mee omgaan
Met duurzaamheid in de zin van eerlijke verdeling van welvaart en het omgaan met de aarde zodat ook toekomstige generaties in welvaart kunnen leven, hebben de huidige CO2-reductieprogramma's volgens Le Pair niets te maken. "We moeten ons niet druk maken om de CO2-uitstoot, maar om de snelheid waarmee we onze grondstoffen opmaken en de oneerlijke verde­ling daarbij. De miljarden die we nu investeren in CO2-reductie kunnen we beter gebruiken om derde wereldlanden echt te helpen zelf een welvarende economie op te bouwen. Zolang de rijke landen de ontwikkeling van arme landen frustreren met handelsbe­perkingen, is er natuurlijk geen sprake van echte hulp. We delen de welvaart niet echt, we delen af en toe uit."

"We moeten anders omgaan met de exploitatie van de aarde. Maar als we dat de industrie wereldwijd of op Europees niveau voorschrijven zonder daarvoor de condities te creëren om dat ook werkbaar en bedrijfseconomische mogelijk te maken, hebben we van het bedrijfsleven niet veel te verwachten. Als het bedrijven echt veel geld gaat kosten, stoppen ze ermee", vervolgt Le Pair. "Dat geldt ook voor gedragsverandering bij burgers. Daarom vind ik een kleinschalige aanpak tot duurzame ontwikkeling, waarbij zowel producenten als consumenten betrokken zijn, zinvoller. Neem bijvoorbeeld de warmte-isolatie van woningen en het scheiden van papier, glas, GFT en restafval en de inzameling van batterijen. Dat is een groot succes in Nederland en levert via recycling een forse reductie aan grondstoffen op. Een heleboel van dergelijke kleine initiatieven leveren grote effecten op."

Per probleem naar passende oplossingen zoeken dus. "Want alleen als we het probleem echt willen oplossen, kunnen we daartoe consensus bereiken. Dat betekent dat we het moeten kennen en begrijpen en in de gezamenlijke oplossing moeten geloven. Als tien of honderdmiljoen mensen iets geloven, is dat vrijwel zeker fout. Dat is een ding dat ik zeker weet", aldus Le Pair.