Voordracht op
26 januari 1996
op het afscheidsymposium

Krijgsmacht en kennis1



Wij namen afscheid van Ir. C.M.N. Belderbos, tot die tijd baas van het defensieonderzoek van TNO.


TECHNOLOGIE, DE ONDERGESNEEUWDE KRACHT

Twee culturen
Waarde Belderbos, op je verzoek spreek ik vanmiddag niet over jou en je werk, maar over de omgeving en de veranderingen die daarin plaatsvinden, zoals ik deed bij de herdenking van het 200-jarig bestaan van de Marine Scheepswerf.
C.P. Snow wees destijds op de kloof tussen alfa's en gamma's aan de ene kant en bèta's aan de andere2. Hij beperkte zich tot geleerden. Bovendien suggereerde hij dat er bij de bèta's in het algemeen nog wel enige kennis te vinden is van geschiedenis, muziek, taal- en letterkunde, kunst en geesteswetenschap, maar dat van reciprociteit bij de andere groep nauwelijks iets te bekennen is.
Enkele jaren geleden hebben Jansz en ik geprobeerd te laten zien dat Snow's kloof breder en dieper is. Hij verdeelt in feite de hele samenleving en verstoort ons begrip van het verloop der geschiedenis3. Het is niet moeilijk te illustreren.
U ziet hier de voorpagina van onze meest toonaangevende krant op een willekeurige dag (getoond wordt de voorpagina van het NRC Handelsblad van 5 april 1995). Geen van de onderwerpen op die bladzijde heeft ook maar iets te maken met techniek. Het gaat uitsluitend over vragen als: wie is de baas van wie; wie wint aan kracht; wie verdient en wie verliest; wie steunt wie, wie valt wie af enz. Zelfs de aanschaf van de Apache-helikopters wordt behandeld in termen van wie is voor en wie is tegen en wat kost het. Wij zijn daar allemaal zo aan gewend, dat het niemand opvalt. Maar goed bekeken is het toch vreemd. Want als wij de wereld om ons heen vergelijken met die van 1945, of nog verder terug, dan is de conclusie onvermijdelijk: de wereld is dramatisch veranderd en dat niet door de politiek, maar door de techniek!
Het zijn de onderwerpen van zo'n voorpagina die in het politieke leven en in de geschiedschrijving een rol spelen. De betekenis van technische ontwikkelingen voor de verandering van de samenleving blijft onderbelicht.

Een deel van de menselijke ontwikkeling is gedocumenteerd in artefacten, door mensen gemaakte constructies, apparaten, gebouwen en andere infrastructuur. Die documentering is vaak meer betrouwbaar dan die in woord of geschrift, zeker als de laatste afkomstig is van politici, economen, of bankiers. Voor decodering van wat dan ook zijn altijd specifieke vaardigheden vereist.
Een van de mooiste technische werkstukken, die letterlijk het aangezicht van Nederland veranderde, is de stormvloedkering in de Oosterschelde. Voor zij gemaakt werd is er zeer veel onderzoek gedaan. Maar de verslagen ervan zijn nauwelijks te vinden. Het echte document ligt daar, meer dan 10 km lang. Experts van over de hele wereld, die van deze techniek willen leren, hebben geen behoefte aan bedrukt papier. Zij komen hierheen en worden door onze eigen geleerden, constructeurs, bouwers en hydrotechnici maar al te graag ontvangen en rondgeleid. Die bestudering van het document, een document van beton en staal, met maquettes en monsters van materialen is voor hen voldoende. Zij hebben geen behoefte aan de alfanumerieke documentatie.
Intellectueel is het manco in het begrip van de gang van zaken in de samenleving bij alfa's, gamma's, of meer praktisch: politici, zakenlui, economen en vooral accountants natuurlijk betreurenswaardig. Maar veel erger is het dat daardoor op hoog niveau vaak verkeerde besluiten worden genomen over research en ontwikkelingswerk bijvoorbeeld.

De bekende uitspraak 'Nederland is eigenlijk een handelsland' maskeert waar het om gaat: superieure technologie staat altijd aan de basis van succes! Dat was zo in de 16e en de 17e eeuw toen wij tot grote welvaart kwamen, dat geldt voor Japan en Korea nu, dat geldt voor de overvleugeling van onze republiek door Engeland, dat geldt voor de USA al een lange tijd en dat geldt straks voor India en China. Aantallen mensen, grondstoffen en de grootte van het grondgebied zijn de krachten van het tweede plan. De hoofdzaak is kennis èn de wil die toe te passen. Kortom technologie! Tot het besef van deze waarheid komt men niet bij bestudering van de getoonde NRC-pagina.

Bèta's en techneuten
veranderen de wereld,

politici, economen,
historici en accountants
praten erover.

De toepassing van de krukas in windmolens bracht onze scheepsbouw destijds in een stroomversnelling. Wij konden die op grote schaal mechaniseren. Dat gold overigens niet voor Amsterdam, waar het gilde van houtbewerkers de komst van de houtzaagmolen belette. Ik zei al, niet alleen de kennis, ook de wil die toe te passen is belangrijk, maar dit terzijde. Dat feit herdachten wij in 1993 toen het 400 jaar geleden was dat Cornelis Corneliszoon - dat ben ik ook, maar wij zijn geen familie - die uitvinding deed. Goedkope schepen, die met weinig bemanning, dus goedkoop, konden varen, bezorgden ons de voorsprong waarvan de handels- en ondernemingsgeest kon profiteren. Met galeien zouden wij geen welvaart verworven hebben, hoe slim onze kooplui ook geweest zouden zijn.

Onze eigen vloot was door het gebrek aan visie van overheid en dividendbeluste kooplui in de 18e eeuw nauwelijks meer gemoderniseerd. Na de Franse bezetting was zij vrijwel non-existent. De gecentraliseerde marinescheepsbouw speelde een hoofdrol bij het inlopen van de technische achterstand op het buitenland. Wij mogen ook de gewichtige rol van Koning Willem I niet vergeten. Hij achtte opbouw van een moderne marine en koopvaardij nodig. Ook onderkende hij - voor de inzet van betere schepen wellicht wel het allerbelangrijkste - de noodzaak van de uitdieping van de havens.

Beleid & visie nu
Het is modieus om beschouwingen over bestuur te geven door vergelijkingen te maken met situaties in de wereld van de sport. Ik zal dat niet doen. In de eerste plaats omdat ik sport zie als groot gevaar voor de volksgezondheid, maar bovenal omdat ik denk dat minstens zo mooie vergelijkingen kunnen worden gemaakt met de scheepvaart.
Er zijn twee kardinale fouten, die men kan maken bij het besturen van een land of een schip.
De eerste ziet u hier. De verantwoordelijke bestuurder is nalatig. Hij brengt zijn bootje in gevaar, door alleen te letten op zijn eigen systeem. Sturen zonder acht te geven op de omgeving leidt schip en bemanning naar de haaien of zoals hier, naar de piranha's.
De tweede fout is niet minder catastrofaal. De te grote aandacht voor de omgeving, heeft deze ongelukkige stuurman ervan weerhouden om voldoende op zijn eigen systeem te letten. Zonder assistentie van schepen in de buurt, ziet het er slecht uit voor de betrokkenen.

De gang van zaken in het landsbestuur vertoont bedenkelijke kenmerken van beide fouten. Een visie op hetgeen er in de wereld om ons heen gebeurt, ontbreekt. Dat geldt zowel de veel besproken maar volstrekt onbegrepen globalisering van de economie, als de defensie in een wereld, die, naar mijn mening, met uitzondering van enkele acute crises, Hongarije, Korea en Cuba, sinds 1945 nooit meer zo onveilig is geweest als nu. Wat betreft het eigen systeem, ontbreekt het aan visie op de prioriteiten die gesteld moeten worden voor de opbouw en instandhouding van een gezonde maatschappij.

Over het defensiebeleid wil ik het niet hebben, daarover weet u meer dan ik. Over de globalisering van de economie wil ik twee opmerkingen maken:

  1. Het belang van investeringen elders voor het voortbestaan van wereldwijd opererende bedrijven is buiten kijf. Maar ik vermag niet in te zien dat het belangrijk bijdraagt aan de opbouw en instandhouding van onze nationale economische activiteit, onze welvaart of ons welzijn. Van beleggingsfirma's voor Aziatische tijgers of 'emerging economies' spreek ik liever helemaal niet. Ik heb mij laten vertellen dat Nederland sinds de 16e eeuw zoveel in het buitenland heeft geïnvesteerd, dat wij nu gemakkelijk met z'n allen van de opbrengst zouden kunnen leven zelfs als de rente niet meer dan die van een spaarbank zou bedragen. Dat dat niet kan, is onverklaard. Ik vermoed dat de eigenaars van die kapitalen op den duur eenvoudig bij hun investeringen zijn gaan wonen, waarna de inkomstenstroom hier natuurlijk opdroogde.
  2. Dat de concurrentie van nieuw geïndustrialiseerde landen ons in een steeds moeilijker positie plaatst, is niet het gevolg van de daar gebruikelijke lage Ionen. Indien het daaraan lag, zouden Burkina Faso of Ruwanda geduchte concurrenten zijn. Een jaar geleden vatten wij in ons STW-jaarverslag 1994 de essentie van het probleem samen in een tweetal cartoons.

Lage lonen in Azië en andere landen zijn niets nieuws. Het is nooit anders geweest, behalve als je duizend jaar teruggaat. Maar.... in 1993 was het aantal personen werkzaam in R&D in Japan 3,6 per 1000 inwoners. In de Verenigde Staten was dat 3,2 en in Nederland 1,84. Wat dus nieuw is, is kennis in Azië. Nog in 1970 gaf Nederland in de wereld per capita het meeste geld uit aan civiele R&D. In latere jaren is er bij ons de klad in gekomen. In de Europese Unie bevinden wij ons tegenwoordig onderaan de middenmoot.

Alleen als wij dingen kunnen, die anderen niet kunnen, zijn wij als vestigingsplaats voor geavanceerde industrie onverslaanbaar. Het huidige kabinet heeft bij zijn aantreden op dit terrein door nog eens een klein miljard te bezuinigen een weg ingeslagen, die ik qua kortzichtigheid alleen maar kan vergelijken met het verwaarlozen van onze havens in de 18e eeuw. Het brengt het eerder genoemde cijfer (1,8) terug tot 1,6. Het gemiddelde in de EU was 1,7! De particuliere sector gaat niet vrijuit. Maar ik kan het bedrijven niet kwalijk nemen als ze elders hun laboratoria inrichten of uitbreiden, als hun omgeving hier qua kennis niet vooroploopt.

In de nota 'Kennis in beweging', die het kabinet in de zomer van 1995 aan de volksvertegenwoordiging presenteerde, wordt becijferd dat wij 2,5 miljard per jaar meer aan R&D zouden moeten uitgeven om weer vooraan in het peloton te komen en zelfs 5 miljard meer om weer nummer één te worden. Volgens mij zit in die cijfers nog niet eens het eerder genoemde bezuinigde miljard verdisconteerd. Maar wie kijkt er op een gigaflorijn als het om zulke achterstanden gaat?
Dit kabinet bewijst voornamelijk therapeutische lippendienst, want in het licht van deze bedragen is de aangekondigde versterking met een half miljard over een periode van 5 jaar niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat.

Technologiebeleid
Er zijn krachten bij de overheid werkzaam om de trend te keren. Maar of het hun lukt, is de vraag. Daarbij komt, dat ook de goedwillende politici en beleidsmakers grotendeels aan de verkeerde kant van de Snow-kloof staan. Niet de visie van Willem I: wij moeten een sterke marine en een sterke koopvaardij hebben en dus moeten we daar de faciliteiten voor scheppen, bepaalt wat er gebeurt.
Men wil 'verkennen' wat het bedrijfsleven aan kennis nodig heeft en daarvoor nieuwe topinstituten creëren. Dat verraadt een droevige onbekendheid met de rol die kennis en techniek in een samenleving spelen.
Cornelis Corneliszoon was geen scheepsbouwer. Hij was een molenaar, door wiens vinding de scheepsbouw werd gemoderniseerd. De Marine haalde 200 jaar geleden de noodzakelijke kennis uit het buitenland en toen men 'het gevoel had, dat men voldoende kennis van buiten had geabsorbeerd, werd daarop zelfstandig voortgebouwd. Het was niet de regering die het initiatief nam tot de eerste sleepproeven in Amsterdam, maar het was de marine-ingenieur B.J. Tideman, lid van de Koninklijk Nederlandse Akademie van Wetenschappen, en de hoofdredacteur van het Memoriaal van de Marine, door wiens toedoen wij in Nederland langs dezelfde weg met behulp van modelproeven onze scheepsrompen gingen ontwerpen. De nieuwigheid was, dat bij ons, anders dan in Engeland, ook de commerciële scheepsbouw toegang tot die faciliteit kreeg. Daarmee liepen wij in de wereld voorop en versterkten onze positie.
Er zijn hele reeksen ontwikkelingen, die door of in overleg met de Marine tot stand kwamen. De KM werkt daarbij samen, niet alleen met voor de hand liggende instituten als MARIN - sleepproeven en gedrag in zeegang - of de defensie-instituten van TNO. Maar ook met minder voor de hand liggende researchinstellingen. TNO-TPD met zijn expertise op het gebied van geluid, sonar en geluid in vaste structuren, maar ook met het Metaalinstituut van TNO en - wie zou daar op het eerste gezicht aan denken? - TNO Bouw voor wat betreft mechanische constructies. Via deze opdrachten en samenwerkingen, heeft niet alleen onze Marine een grote naam in de wereld - de US- en de Canadese marine doen hier graag en veel zaken en de laatste jaren is er een grote interesse van de Duitse marine - maar de betrokken instituten gebruiken de opgedane kennis weer bij andere opdrachten, in de civiele sfeer. Er zijn talloze voorbeelden, die, het is haast verbijsterend, nauwelijks buiten een kleine kring van betrokkenen bekend zijn.


Schaalmodel radarset van Von Weiler e.a.

In de jaren dertig was er het werk bij de TU-Delft, het defensielaboratorium in Den Haag, het latere TNO-FEL, en Philips aan de ontwikkeling van radar. Toen de tijdens de invasie ontsnapte deskundigen J.L.W.C. von Weier en M. Staal (ir. Gratama, de derde sleutelfiguur, was ziek) met hun experimentele instrumenten in Engeland arriveerden, keek men daar verrast op van de mogelijkheid de zend- en ontvangantenne te integreren. Geallieerde radarexperts, die van de ontwikkelingen op de hoogte zijn - niet chauvinistische Britten die in het algemeen alles wat van buiten het eiland komt negeren - spreken dan ook van de Nederlands-Britse radarontwikkeling van de eerste oorlogsjaren5.
Deze ontwikkeling, waarbij Philips, met name de Seintoestellenfabriek, later P.T.I. ook betrokken was, bleek na de oorlog zelfs door H.B.G. Casimir te zijn vergeten6. Hij zei letterlijk: 'Radar is een van de weinige gebieden waarmee wij, geheel nieuw in 1944 geconfronteerd werden.' Zo moeilijk is het voor het topmanagement om zicht te hebben op belangrijke technologische ontwikkelingen, zelfs in het eigen bedrijf. In de jaren zeventig bood de Nederlandse radarindustrie werk aan 3000 mensen. Zij bediende de vloten van meer dan 23 landen, waaronder de Verenigde Staten. Zou een ministeriële verkenning in 1938 bij zijn rondgang langs bedrijven een radarcentrum tot topinstituut hebben verheven? Als ze het aan een proto-Casimir gevraagd hadden, is dat twijfelachtig. Als we de moeilijkheden zien, die wij nu hadden om erkenning te krijgen van een nieuwe doorbraak op radargebied met gepolariseerde signalen alweer bij de TUD, dan vrees ik het ergste.

Bij gesprekken op EZ over de topcentra kijkt men verbaasd, als naar voren wordt gebracht dat instituten als MARIN, TNO-TPD, de overige al eerder genoemde TNO-instituten, AMOLF van de FOM, DIMES TU Delft & FOM, MESA in Twente, NLR en de lijst is nog veel langer, met recht topinstituten genoemd kunnen worden. Erger is, dat die centra worden bedreigd. De basisfinanciering wordt verminderd en ervoor in de plaats komen doelsubsidies, die een eindeloze hoeveelheid overheidsbemoeienis met zich meebrengen. Maar niet het soort van bemoeienis van een marinewerf, waar men weet wat men wil, maar het soort van beleidsbemoeienis, waar het gebrek aan kennis omtrent de mogelijkheden resultaten toe te passen, schrikbarend is. De achtergrondkennis, die dergelijke instituten moeten ontwikkelen om bij geavanceerde opdrachten mee te kunnen doen, wordt verwaarloosd. Dat alles wijt ik aan gebrek aan kennis in de politiek en bij de beleidsambtenaren van de rol en functie van R&D in een gecompliceerde samenleving. Een gevolg van de kloof van Snow.

Bij het 200-jarig bestaan van de Marine Scheepswerf heb ik een aantal voorbeelden gegeven van hoe strategische keuzen van de overheid door technici van de Koninklijke Marine werden omgezet in succesvol technologiebeleid. Het leidt tot technische voorsprong en daarmee tot een sterke commerciële concurrentiepositie op talloze terreinen. Ook andere technische en wetenschappelijke diensten zouden zo'n rol kunnen spelen. De tijd ontbreekt om dat nu te doen.

Even belangrijk is de rol van de overheid als opdrachtgever. Een bedrijf als Stork zou vermoedelijk al in de vorige eeuw, 1840 om precies te zijn, zijn verdwenen als de Marine niet op het goede moment in tijden van malaise of economische crises met opdrachten de continuïteit zou hebben veiliggesteld. Juist dergelijke overheidsdiensten kunnen als zij zelf voldoende armslag hebben, een cruciale rol spelen. Een heel groot aantal nu wereldwijd bekende Amerikaanse high-tech firma's zou nooit van de grond zijn gekomen, als op cruciale momenten in hun levenscyclus de Amerikaanse overheid niet via orders of ontwikkelingsopdrachten de continuïteit zou hebben gewaarborgd. Toen wij in Nederland en Duitsland diepgaand discussieerden over de vraag of Philips en Siemens overheidssteun konden krijgen voor de ontwikkeling van geheugenchips, verstrekte ARPA aan IBM een opdracht voor de ontwikkeling van grotere geheugens t.b.v. snellere computers. Die opdracht verschilde inhoudelijk, dat wil zeggen technisch, nauwelijks van het bekende MEGA-project hier. Alleen hier heette het overheidssubsidie en in aan de overkant 'een R&D-opdracht'. De rol van de overheid als opdrachtgever komt tegenwoordig te weinig uit de verf. In plaats daarvan trekt men taken en beslissingen naar zich toe waarvoor onvoldoende expertise in huis aanwezig is.

Ik wil het beleid onderstrepen dat de overheid wel zou moeten voeren. De overheid moet zich afvragen of zij een sterke Defensie wil, uitgerust met de beste technische hulpmiddelen die er te bedenken zijn. De Marine als opdrachtgever en eindgebruiker is dan als technische innovator bij uitnemendheid de instantie die het technologiebeleid dat daarvoor nodig is moet bepalen. De overheid moet zich afvragen of wij een sterke positie willen hebben in de koopvaardij en de luchtvaart. De huidige tendens waarin de commerciële reders steeds meer een financieel-juridische achtergrond hebben en de werven uitvoerders worden die zich alleen nog om de specificaties bekommeren omdat er anders schadeclaims dreigen, zou voor de overheid een bron van zorg moeten zijn. Betrokkenheid bij het gebruik is essentieel bij de ontwikkeling van de technologie in elk gebied. De reder-schipper is wat dat betreft oneindig veel beter dan de accountant-reder. De overheid moet besluiten of zij een sterke nijverheid in het land in stand wil houden. De technologie die daarvoor nodig is, moet zij niet zelf willen bepalen. Als ik hier overheid zeg, bedoel ik die op de departementen. Niet zulke instanties als de Marine-werf, die hebben overtuigend genoeg aangetoond dat ze wel weten hoe ze de benodigde technologie kunnen importeren/genereren of uitlokken.

Een andere sector waarin de overheid als opdrachtgever veel actiever zou kunnen worden is de geavanceerde geneeskunde. Het is mode om te denken: de kosten van de gezondheidszorg moeten omlaag. Mij lijkt dat gek. Als wij straks de hele economie hebben geautomatiseerd, gecomputeriseerd en gerobotiseerd, zijn de enige werkzaamheden die er nog overblijven: onderwijs, onderzoek en zorg voor elkaar. Ik ben verontwaardigd over de wachttijden in ziekenhuizen voor NMR-scans, zeker als ik zie dat in een Amerikaans ziekenhuis - Johns Hopkins - meer scanners staan dan in ons hele land. En dan te bedenken dat Philips ze hier maakt!

Anderhalve eeuw geleden richtte de overheid voor de versterking van onze technologische basis een technische hogeschool op. Op dit moment is de Faculteit Elektrotechniek van de TU-Delft bezig ongeveer 50 mensen te ontslaan. Bij Werktuigbouwkunde moet de helft van de hoogleraarposities verdwijnen. U hoort het goed: de helft! Elders in de universiteiten is het niet beter. Met de mond beleidt de regering dat kennis steeds belangrijker wordt, maar de bezuinigingen op wetenschap en techniek in het vigerende regeerakkoord beliepen ongeveer Mf 700. Over vijf jaar zou dat met Mf 500 zijn ingelopen, maar er zijn aanwijzingen dat tenminste een deel van dat beloofde geld van verdere bezuinigingen afkomstig is.
Nu wil diezelfde overheid wel bepalen of we polymeren, generieke polymeren, functionele materialen, constructie-materialen, al of niet gepolariseerde radar, katalysatoren, of biotechnologische enzymen, farmaceutica, of homeopathische geneesmiddelen moeten ontwikkelen in nieuw op te richten topcentra. En dat moet dan worden uitgemaakt door juristen, economen, politicologen, accountants, sociologen, beleidskundigen, onderwijskundigen, of belastingadviseurs. Geen technologie maar wel veel beleid en beleidsevaluatie natuurlijk. In Byzantium ging het net zo, al heette het anders. Maar dat rijk ging wel naar de "Turken!

Ik besef dat dit betoog lijkt op een bittere roep om hulp. Dat is het ook! Maar als je voldoende overdrijft, wordt de waarheid vanzelf weer leuk en het was mijn bedoeling u op zijn minst even te laten grinniken. Ik hoop dat ik erin geslaagd ben te laten zien dat het werk van Belderbos aan de goede kant van de Snow-kloof er de laatste jaren niet gemakkelijker op geworden is.

Ir. J.A. Dekker, president TNO, bedankte:
Mijnheer de Staatssecretaris, van harte welkom. Wij gaan gewoon door. En ik wou Cornelis Corneliszoon danken voor zijn verhaal. Het ging erin als Gods woord in een ouderling. Want aan de andere kant van dit katheder ziet u dat wij technisch georiënteerd zijn en een pleidooi houden voor techniek en onderzoek, dat spreekt ons aan. Ik denk dat het voor een groot gedeelte preken tot de bekeerde was. Alhoewel ik de financiële paragrafen van jouw verhaal toch in de aandacht van enkele nog niet volledig bekeerden zou willen aanbevelen. Maar dominee Handelaar is de eigenschap van de Nederlander. Maar na jouw betoog denk ik, en ik denk dat dat nuttig is, moeten wij ernaar streven om dominee Handelaar èn Techneut te worden. En dan houden wij een probleem over en dat is de Snow-kloof. We zullen er dan naar moeten streven de techneuten en de anderen aan elkaar te binden. En we hebben ontdekt bij 'UNO dat het zuiver verkopen van alléén technologie moeilijk is. Dat je dat in een heleboel gevallen, en zeker bij de kleinere bedrijven, moet combineren met iets van beleid en advies. Het is dus, óók voor ons, nodig om de Snow-kloof te overbruggen. En als er dan iemand is die ons op defensiegebied daarbij kan helpen en die bereid is, professor Siccama, om niet alleen fysiek vandaag de Snow-kloof te overbruggen maar ook ons duidelijk te maken dat onze technische Defensie-inspanningen alleen maar dan resultaat hebben, wanneer ze gepaard gaan aan inzicht in ontwikkelingen. Als u die Snow-kloof overbrugt en dat hier aan ons komt uitleggen, dan zijn wij u daar zeer dankbaar voor.

Noten en referenties

  1. Ik heb van verschillende personen en instanties hulp gekregen bij het maken van de voordracht. Dank daarvoor aan: ir. J. Huisman, ir. A. van der Made, ir. C.M.N. Belderbos, ir. E.W.H. Keizer, drs. A. Lemmers, prof. dr. ir. L.P. Ligthart, prof. ir. E. Goldbohm, dr. ir. J.M. Dirkzwager, dr. ir. M.W.C. Oosterveld, ir. P.J. Keuning, ir. T. Geerinck, Annemiek Peeters, en prof. ir. P. van Genderen en mw. J.W. Kampman van Hollandse Signaalapparaten BV.
    De tekst is opgenomen in het boekje van TNO: Krijgsmacht en kennis(1996).
  2. C.P. Snow: The Two Cultures and a Second Look; Cambridge University Press, 1974.
  3. C.N.M. Jansz & C. le Pair: De onzichtbare techneut: NRC/Handelsblad 7 nov. 1991
  4. DG XII, (De Nettancourt) van de Europese Commissie.
  5. R.I. Scheina, Marine Rundschau 76 (7979) nr. 3 (Vertaling uit het Amerikaans).
  6. Persverklaring 27 jan. 1957, prof. dr. H.B.G. Casimir. In De ingenieur (1985} nr. 2 p. 52.